tekst en foto's ©Stijn Kraft | 28 februari 2015 |  <   > |
TAGS: Recensies |

Crosley, Ion en Ricatech retro platenspelers, is dat echt een vinylzonde?

Goedkope, plastic platenspelers van merken als Crosley, Ion en Ricatech met een Retro-uiterlijk, hoe slecht zijn die nou eigenlijk? Klankmatig is het een duidelijke zaak; zeer matig. Maar hoe gaan ze met je platen om? Zijn ze prima voor de lol op het terras, of is ’t een product om echt te mijden?

Al voor ik verder de diepte in duik kan ik jullie een duidelijk antwoord geven; Ja, het is een product om met een heel ruime boog omheen te gaan. Recent is door een mede vinyl-liefhebber de proef op te som genomen. Hij had een AudioTechnica AT-LP120, een goedkope DJ draaitafel, als ‘referentie’ .

Met die speler draaide hij honderd keer hetzelfde stukje muziek. Na die honderd kreeg bleek de plaat zelfs een fractie beter te zijn gaan klinken omdat hij niet gereinigd was voor het spelen en er natuurlijk voor deze test een plaat is gebruikt die door de tester verder niet gebruikt is.

Als vermeend andere uiterste werd gekozen voor een knaloranje Fisher-Price platenspeler uit de jaren ’70. 

Een kinderspeler met een lompe, kunststof arm en een jankend loopwerkje. 

Na honderd keer spelen bleek te horen dat de plaat gedraaid was, maar het geheel klonk nog heel behoorlijk en zeker genietbaar. Een goedkope tweedehands plaat in deze staat zou niemand over klagen. 

Tot slot was de Ion quickplay LP aan de beurt. 

Deze speler heeft exact hetzelfde loopwerkje als de Ricatech en Crosley spelers. Zelfs Philips gebruikt deze loopwerkjes in z’n ‘retro-look’ spelers, zij het met een betere versterker, behuizing en luidspreker. 

Vóór de honderd keer spelen met de Ion klonk de plaat als volgt: http://vinl.net/shared/ion_voor.mp3

Ná de honderd keer spelen... http://vinl.net/shared/ion_na.mp3 

Het resultaat verwonderde zelfs mij, als tegenstander van deze plastic spelers. Ik had niet gedacht dat het zo snel zoveel kwaad zou doen. De plaat is, wat mij betreft, onluisterbaar grijs geworden. De vraag is nu hoe het precies komt. Hoe kan het dat een modern spelertje dat vergeleken met veel jaren ’70 budgetspul een superlicht armpje heeft, de plaat dermate ernstig doet slijten?

Vier aanwijsbare problemen

Er zijn vier aanwijsbare problemen met deze speler. Allereerst de afstelling van het element. Normaliter zet je bij het afstellen een platenspeler het element goed in de arm door hem in de shell naar achter en naar voren te schuiven. Hiervoor gebruik je een afstelmal, een zgn. ‘protractor’. Bij de Ion valt er natuurlijk niets te schuiven en dus zou je verwachten dat e.e.a. al optimaal afgesteld staat. Bij een goeie afstelling zijn er twee plaatsen op de plaat waar de naald recht in de groef staat. Op alle andere plaatsen is de afwijking dan tolerabel.

Helaas, de hoek die de naald van dit soort retrospelers met de plaat maakt is dermate scheef dat hij op geen enkele plek goed in de groef staat. Sterker nog, als je zelf een element zou monteren onder een speler, is het binnen de schuifruimte die je hebt niet eens mogelijk om hem zo verkeerd te monteren als ze bij deze arm hebben gedaan. 

Dan is er de cantilever, het buisje waarop de naaldtip zit. Deze kan van allerlei materialen zijn, metaallegeringen over ’t algemeen. Bij de Ion is deze van kunststof. Nou is dat op zich nog niet zo’n ramp, ware het niet dat bij vrijwel elk ander element de cantilever in rubbers hangt zodat hij soepel beweegt. Bij het gros (niet allemaal!) van deze kunststof retrospelers is dat niet het geval, alle beweging zit in de buigbaarheid van het kunststof. 

Het is daardoor bepaald geen volgzaam type, dus het gewicht van de arm moet omhoog om te voorkomen dat hij niet over de groeven heen stuitert. Brengt ons meteen bij het derde punt. Het gewicht bij deze spelers is gemiddeld ongeveer vier gram. Dat is op zichzelf niet schadelijk, maar wel als de naald als een beitel door de groef heen ‘ploegt’. 

Als de naald nou recht in die groef stond had dat nog iets goed gemaakt, maar helaas. Elk exemplaar van deze arm dat je tegen komt, staat onder een andere vreemde hoek gedraaid. Niet zo raar als je ziet hoe ’t lager in elkaar zit. En dat is punt vier.

De arm is dermate slecht gelagerd dat hij letterlijk een centimeter speling kan hebben, enigzins afhankelijk van de speler. De marges van de quality control zijn gigantisch. Komt bij dat het lager allesbehalve soepel beweegt. De arm ‘wil’ dus niet met de groef mee en wordt dus continue tegen de buitenste groef geduwd, die daardoor ook weer overmatig slijt. 

Bovenstaand exemplaar heeft dan weer wèl een stalen cantilever, maar je ziet zelf hoe krom de naald in de naaldhouder staat. En als je verder naar achter kijkt zie je dat de arm weer de andere kant op helt. Hoewel in dit geval de twee elkaar een beetje opheffen, is dit natuurlijk geen manier om een platenspeler te bouwen. 

Wil je een budgetspeler voor de kinderen, de vriend die z’n platen weer van zolder wil halen of gewoon voor erbij?

Schroom niet om een eenvoudige plastic Akai, Philips of Sony uit de 80’s of vroege 90’s te kopen. Ze klinken niet spannend, maar ze zijn ook echt niet slecht voor je platen.

Wil je iets met een versterker en speakertje erin, weet dan dat o.m. Dual en Garrard in de 70’s hun courante hi-fi tafels vaak ook als portable spelers uitvoerden.

 

 

Met een betaalbaar, modern MM elementje zoals de Audio Technica AT95E (27,- euro) klinken deze spelers verrassend goed. Ze zijn prima af te stellen dus zachtzinnig met je platen en ook nog eens betrouwbaar.

Desalniettemin wordt het tijd dat er een markt komt voor serieuzere maar betaalbare platenspelers met hun eigen versterkertje en luidsprekers. Liefhebbers genoeg!

Voor wat betreft de plastic retromachientjes... 

Wij van Puresound lopen er met een grote boog omheen, maar sommige exemplaren zien er erg schattig uit en kunnen leuk zijn voor de aankleding. Om je dierbare vinyl op te draaien zijn ze echter absoluut ongeschikt.